“Men mag geen parodieën maken op bestaande uitspraken die in de sociale omgang gebruikt worden, waardoor zij een lading krijgen die door menig mens als ‘onacceptabel’ zou kunnen worden beschouwd. Ook mag deze parodie niet beledigend, discriminerend, racistisch, seksistisch, feministisch, fascistisch, realistisch, romantisch, optimistisch, vegetarisch, autistisch of op enige andere wijze grappig zijn”
Het humorregime
Buiten het kraken van de plastic stoel waarop de breedgeschouderde man wipte en het zwiepen van het peertje boven de tafel was het zó stil, dat je alle drie de mannen kon horen ademen.
De tweede man stond met zijn rug tegen de muur, beet op zijn nagels en begon met zijn voet op de grond te tikken.
‘Joh, stop daar eens mee, je maakt me zenuwachtig,’ zei de breedgeschouderde, die achteroverleunend op de stoel zat.
Het getik stopte abrupt.
‘Dus, Piet, wat denk je? Kan het ermee door?’ zei de breedgeschouderde, gericht tot de man die over de tafel leunde, met een blaadje onder zijn neus.
‘Het is moeilijk, Dirk. In deze tijden weet je het maar nooit.’
‘Jij bent de man van de rechten, jij kent het wetboek en het regime beter dan wie dan ook. Wat scheelt eraan?’
‘Kijk, voorop staat dat ik het persoonlijk een geweldige grap vind, deze humor is klasse, maar het is technisch gezien in strijd met artikel 11.928 van het Wetboek der Humor, dat luidt: “Men mag geen parodieën maken op bestaande uitspraken die in de sociale omgang gebruikt worden, waardoor zij een lading krijgen die door menig mens als ‘onacceptabel’ zou kunnen worden beschouwd. Ook mag deze parodie niet beledigend, discriminerend, racistisch, seksistisch, feministisch, fascistisch, realistisch, romantisch, optimistisch, vegetarisch, autistisch of op enige andere wijze grappig zijn”. Straffen kunnen oplopen tot een halfjaar aan de schandpaal.’
Op dit citaat uit het wetboek – dat meer dan twintigduizend pagina’s bedroeg en dat iedereen verplicht in huis moest hebben – sprak de man, leunend tegen de muur, met trillende stem: ‘Straks worden we gepakt. Waarom zoveel moeite doen voor een grap? Kunnen we het niet gewoon laten beoordelen door het Ministerie van Humor, zoals normale mensen doen?’
Hierop sloeg Dirk hard met de vuist op tafel. ‘En het dan afgewezen laten worden en al het werk voor niets laten zijn? Wij staan ergens voor, meneertje De Jong, Janssen of welke andere typisch Nederlandse achternaam je ook mag dragen. Als wij humor willen verspreiden, doen wij dat op onze manier.’
Dus zo geschiedde het dat Dirk en de tengere nietsnut op een warme middag op een druk plein stonden. De terrassen zaten vol, er werd luidruchtig gegeten en gepraat, maar nergens klonk gelach. Niemand leek de kleine zwarte wolken met wieken, die voorzichtig boven de stad zweefden, op te merken.
Dirks voorhoofd glinsterde, met zijn mouw veegde hij het zweet er vanaf. Het was nu of nooit.
Hij stapte op een jonge vrouw af – zijn handlanger liep niet mee en bleef op enkele meters afstand toekijken – en tikte haar op haar schouder. Ze draaide zich om en keek hem aan, er was geen enkele emotie van haar gezicht af te lezen. Haar donkere ogen doorboorden hem.
‘Mevrouw, ik ga u iets vragen. Weet u hoe een Ethiopiër een boom inklimt?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Via de ribbekast van zijn broer.’
Ze bleef hem aankijken met datzelfde emotieloze gezicht. Na een moment sprak ze: ‘Heeft u hier een licentie voor?’
‘Nee, mevrouw, ik doe niet aan licenties. Dit is een vrij land, wij zouden moeten kunnen zeggen wat we willen. Humor is humor. Dit is revolutie!’
De vrouw, blijkbaar niet onder de indruk van de revolutie, haalde haar telefoon tevoorschijn en toetste drie nummers in.
‘Spreek ik met het humorregime, ja? Er staat hier een man op het Domplein die mij zonder licentie een racistische mop vertelt. Ja, dat klopt, het Domplein. Fijn, dan zie ik u graag zo snel mogelijk verschijnen.’
Dirk draaide zich om, in een poging om weg te rennen, maar nog voordat ze had opgehangen galmden de sirenes al door de stad en de wieken van de helikopters waren nu duidelijk hoorbaar. Vanuit alle richtingen kwam politie op Dirk afgestormd. Binnen enkele seconden werd heel het plein door rood-blauwe zwaailichten gekleurd en de lucht zag zwart van de helikopters. Ineens leek onze Dirk niet meer zo breed. Hij keek om zich heen, zijn bange handlanger was nergens te bekennen.
‘Veel plezier aan de schandpaal,’ zei de vrouw met een glimlach.