Die keer dat ik in de drugswereld belandde door een oud vrouwtje (02/10/2020)

“Waar ik nog geen twee minuten geleden vrolijk en zonder zorgen fluitend door de stad liep, liep ik nu als een schoothondje achter een oude vrouw aan die mij duidelijk had verward met iemand anders.”

Die keer dat ik in de drugswereld belandde door een oud vrouwtje

Jawel, u leest het goed, de titel liegt niet. Ik dacht, om u meteen maar een beetje en gevoel te geven van hoe wonderbaarlijk mijn verhalen zijn, begin ik met een van de bizarste. Nou ja, eigenlijk, nu ik erover nadenk… het gaat nog veel gekker worden dat dit, want dit verhaal valt misschien nog wel mee. U kunt aan het eind van de bundel zelf oordelen.

Ook wil ik u nog even waarschuwen. Wellicht vindt u de titel niet heel creatief. Welnu, ik heb u al gezegd dat ik geen schrijver ben, dus elke titel zal net zoveel van creativiteit ontdaan zijn als deze. Maar goed, ik ratel. Ik zou u een verhaal vertellen en tot nu toe heb ik alleen nog maar onzin gepraat. Ik ga vanaf nu mijn mond houden; u gaat zelf alles ondervinden. Daar gaan we.

*

Er was een dag waarop ik door de stad liep. Gewoon een beetje liep. Dat deed ik wel vaker, gewoon een beetje lopen, zonder doel. Om me heen kijken, fluiten, zingen, dat soort dingen. Denken aan dingen waaraan je denkt als je student bent. Meisjes, tentamens, manieren om de wereld te redden van de onvermijdelijke ondergang. Basic stuff.

Ik zal niet zeggen door welke stad ik liep. Ik weet niet precies waarom niet, maar dat voelt als iets wat een echte schrijver zou zeggen. Voor nu zal ik als excuus geven dat ik niet wil dat mensen mij straks komen opzoeken hier. Ik heb al een heel leven aan drukte achter de rug en ik hoopte eigenlijk dat ik het laatste beetje ervan kon doorbrengen in stilte. Dat wil overigens niet zeggen dat ik nog steeds in die stad woon; ik ben door de jaren heen vaak verhuisd. Dat is kenmerkend voor mij: ik zit nooit stil. Toch zal ik niet zeggen welke stad het is, om u zoveel mogelijk in het duister te laten tasten.

Dus, om terug te gaan naar het verhaal: er was een dag waarop ik liep. Ik was eenentwintig. Nu ik dat zeg realiseer ik me dat deze bundel allesbehalve chronologisch gestructureerd is en ik dus in elk verhaal jonger dan wel ouder zou kunnen zijn dan in het vorige verhaal. Ik vind het echter stom om in elk verhaal weer opnieuw te moeten zeggen hoe oud ik was. Dat ga ik dan ook niet doen. Waarschijnlijk is het vaker dan niet ongeveer af te leiden uit de situatie en anders zult u moeten gokken. Voor dit verhaal is het echter nodig dat u weet hoe oud ik was.

Ik merk dat ik tot nu toe eigenlijk nog steeds niks van het verhaal heb verteld, omdat ik mezelf constant onderbreek. U zult vast denken: ‘Wie is deze stuntelaar?’ Ik had u gewaarschuwd dat ik geen schrijver was en dat blijkt. Maar goed, volgens mij is alles duidelijk en kan ik nu daadwerkelijk het verhaal induiken. Excuses voor het ongemak. Ik beloof vanaf nu zo min mogelijk door mezelf heen te praten. Tot ziens.

*

Er was dus een dag waarop ik liep door de stad. Ik was eenentwintig – een jonge, arme student nog maar – en zocht doelloos mijn weg door smalle steegjes en over grote pleinen, waar mensen op terrassen lachten en elkaar vroegen of ze het koekje bij de koffie van de ander mochten hebben, als ze het zelf niet meer hoefden.

De zon die voorzichtig door de wolken tuurde gaf aan dat de zomer eraan zat te komen. Dat betekende indirect dat mijn bachelor tegen het einde liep. Ik studeerde Nederlands – met een specialisatie in de Letterkunde (met een hoofdletter, jawel) – en ondanks dat mijn vrienden vonden dat het maar een pretstudie was, was ik toch mooi tevreden dat ik mijn studie nominaal zou afronden.

Dat, in combinatie met wat me later die middag te wachten stond, heeft ervoor gezorgd dat ik nog precies weet waaraan ik dacht toen mijn gedachten werden onderbroken. Ik fantaseerde namelijk dat ik na het halen van mijn bachelor een master zou halen, een roman zou schrijven die meteen een bestseller zou worden en dat ik met mijn werk alle maatschappelijke problemen in de wereld zou oplossen. Dat is allemaal natuurlijk niet gelukt, anders had u al wel van mij gehoord.

Ik stond net op het punt de Nobelprijs voor de Literatuur en die voor de Vrede in ontvangst te nemen, toen ik uit mijn dagdroom werd gerukt door een tikje op mijn schouder. Ik draaide me met een lichte grom om en keek in de ogen van een klein, oud vrouwtje.

Haar gezicht kwam om van de rimpels, die iets weghadden van de schors van een eeuwenoude boom. Haar oogleden hingen zó ver over haar ogen heen dat er alleen nog twee kleine spleetjes over waren. ze had een bos wit, krullend haar, droeg wijde kleding met kleurrijke bloemen en liep met een rollator. Met andere woorden: ze was de klassieke, oude, vrolijke oma die je een vijfje geeft als je langskomt met een goed rapport. Echter leek deze oma allesbehalve vrolijk. Haar witte wenkbrauwen waren gefronst en haar mondhoeken krulden naar beneden – al kwam dat misschien gewoon door de doorzakkende huid.

‘Is er iets, mevrouw?’ vroeg ik.

Ze zei niets en bleef me indringend aanstaren, alsof ik een schilderij was dat goed van dichtbij onderzocht moest worden om gewaardeerd te kunnen worden. Uit beleefdheid bleef ik stil, maar ik kreeg steeds meer het gevoel dat mijn hoofd was getransformeerd in dat van een alien, zo intens staarde ze me aan.

‘Jij bent het,’ zei ze uiteindelijk. Waar ik een krakende, vage stem had verwacht klonk ineens een heldere, scherpe klank. Ze was bewust van wat ze zei en ze was zeker niet gek, de blik in haar ogen en haar stem verraadden dat. Alleen hetgeen dat ze zei liet me twijfelen.

‘Pardon?’ stamelde ik.

‘Hou je niet van de domme, jongeman. Ik ben dan misschien oud, maar niet gek. Ze zeiden dat ik moest zoeken naar een jongen in een gele sweater met een rode broek,’ – ik keek omlaag en dat was inderdaad precies wat ik droeg – ‘en er zijn maar weinig mensen gek genoeg om die kleurencombinatie te dragen.’

‘Ah, maar mevrouw, volgens de mode is-’ maar voordat ik mijn zin kon afmaken had ze me al bij mijn mouw vastgepakt.

‘Meekomen,’ zei ze en iets in haar stem deed me denken dat ik een mes in mijn ribben zou krijgen als ik niet zou gehoorzamen, dus volgde ik het oude vrouwtje door de smalle straatjes en over de pleinen, steeds verder bij het centrum van de stad vandaan.

Waar was ik in godsnaam in beland? Waar ik nog geen twee minuten geleden vrolijk en zonder zorgen fluitend door de stad liep, liep ik nu als een schoothondje achter een oude vrouw aan die mij duidelijk had verward met iemand anders.

Op dat moment schoot me een verschrikkelijke gedachte te binnen: wat als ze de juiste te pakken had en mij deze middag simpelweg iets naars te wachten stond? Want ja, naar moest het sowieso zijn. wat er ook gebeuren zou, iets in de blik, de stem en haar pas zei me dat het niets positiefs was. Ik had zeker weten niet de loterij gewonnen.

Tijdens het lopen merkte ik dat ik mijn best moest doen om haar bij te houden; volgens mij had ze haar rollator helemaal niet nodig… tenzij er raketten aan de wielen vastgebonden zaten. Ik moest gniffelen bij de gedachte van een oude oma die gillend door de smalle straatjes van de stad sjeest.

Na een wandeling van een goed halfuur kwamen we eindelijk tot stilstand bij een oude fabriek, net buiten de stad. De fabriek was al jaren buiten gebruik en was in verval geraakt; de gemeente had het nooit gesloopt. Ik keek met opgetrokken wenkbrauwen van de fabriek naar het vrouwtje en weer terug. Wat kon ze hier van mij willen?

‘Naar binnen,’ zei ze en ik gehoorzaamde zonder wat te zeggen. In  heel haar doen en laten was geen sprankeltje vriendelijkheid te vinden.

Binnen was het donker. Het oude vrouwtje begeleidde me door enkele gangen voor we in de duistere fabriekshal kwamen.

‘Wacht hier,’ zei het oude vrouwtje, voordat ze vlug uit het zicht verdween. Het gaf me de tijd om rustig om me heen te kijken. De enige lichtbron waren de enkele zonnestralen die naar binnen villen. Ik probeerde iets op te maken uit de donkere vormen, iets dat me zou vertellen waarom ik hier was, maar het enige dat ik zag waren de grote schaduwen van de achtergelaten machines. Even kwam de gedachte in me op om me om te draaien en weg te rennen, maar ik had het nare gevoel dat ik bekeken werd vanuit de donkerte. Daarnaast was ik nu toch al zo ver gekomen, dan kon ik net zo goed kijken wat dit nu allemaal betekende.

Ineens sprong het licht aan. Ik knipperde met mijn ogen en moest even wennen aan de plotselinge felle lampen voordat ik enkele meters verderop, tot mijn verbazing, een groep van een stuk of vijf oude vrouwtjes, die allemaal op elkaar leken, mij aanstaarden. Het leek alsof ze ergens op wachtten.

‘Hoi,’ zei ik uiteindelijk, omdat de stilte ondraaglijk werd. Geen van de vrouwtjes beantwoordde mijn groet.

‘Waar is het?’ hoorde ik. Doordat ze zo ver weg stonden en ze allemaal op elkaar leken was het onmogelijk te zien wie van de vijf deze onduidelijke vraag had gesteld.

‘Sorry, maar wat bedoelt u precies?’

‘Ach, jong, we zijn alleen, waar maak je je zorgen om? Je kunt hier vrijuit spreken. We willen allemaal hetzelfde.’

‘Echt, het spijt me, mevrouw, maar ik heb geen idee waar u het over heeft. Ik liep gewoon over de straat, minding my own business, en toen werd ik ineens van de straat geplukt.’

‘De coke, jongen! Ik bedoel de coke!’

De woorden hadden mijn mond tijdelijk dichtgemetseld. Had ik dat goed gehoord? Vroeg deze oude dame mij om coke? Als in cocaïne? Ik staarde naar de oude vrouwtjes en langzaam drong de rariteit van de situatie tot me binnen. Ik kon het niet binnenhouden en barstte in lachen uit.

‘Wat?’ beval de oude vrouw die uit het groepje was gestapt en langzaam op me afliep. Het was een ander vrouwtje dan degene die me naar deze plek had gebracht.

‘Sorry,’ probeerde ik tussen het proesten door, ‘maar ik-’

Ik kon mijn zin niet afmaken. Voor ik het wist was mijn lach verdwenen en had de oude vrouw een mes op mijn keel gedrukt.

‘Als ik nog één lachje uit je strot hoor komen, snijd ik hem door.’ Ze pauzeerde even, blijkbaar wachten tot ik iets zou zeggen, maar ik bleef stil. Ze ging verder. ‘Goed zo. Wel, wij hebben bericht gekregen dat we moesten zoeken naar een twintiger, kort haar, gele sweater en rode broek. Er is niemand zo achterlijk om dat vrijwillig te dragen en mocht mijn zicht mij niet misleiden, dan draag jij de omschreven outfit. Klopt, toch?’

Ondanks de onbewuste belediging knikte ik.

‘Juist. Dus, deze persoon zou een kilo coke voor ons hebben, klaar voor de verkoop. Dit is onze eerste keer, dus we laten het niet gebeuren dat we genaaid gaan worden door een snotaap. Je gaat mij dus niet vertellen dat je nattigheid voelde en uit de handel bent gestapt, dat je het bent vergeten of dat je het nog niet hebt, want mocht je het nog niet hebben gemerkt, het mes op je keel is goed geslepen.’

‘Maar mevrouw,’ fluisterde ik, hoewel ik mezelf amper kon horen boven mijn eigen hartkloppingen uit, ‘ik weet echt niet waar u het over heeft. U heeft zich vergist, ik ben geen dealer.’

De vrouw keek even bedenkelijk naar me, maar leek toen te besluiten dat ik loog. ‘Luister, jochie, dit is wat we gaan doen. Ons is vandaag een kilo coke beloofd en wij zullen niet rusten voor wie die kilo hebben. Je hebt tot het einde van de dag en mocht je het voor de klok twaalf uur slaat niet hebben gebracht op deze plek, dan weten we je te vinden.’

Ze liet me los. ‘En nu wegwezen,’ snauwde ze.

Ik wist niet hoe snel ik op moest krabbelen en weg moest wezen. Toen ik weer buiten was scheen de zon op mijn gezicht alsof er niets gebeurd was, maar ik had me nog nooit zo gevangen gevoeld.

Met mijn gedachten razendsnel door mijn hoofd schietend struinde ik terug de stad in. Wat was er net in godsnaam gebeurd? Was het een droom geweest? Ik voelde aan mijn keel en zag een paar druppels bloed op mijn vingers toen ik mijn hand terug haalde. Ja, het was echt.

Hoe ging ik binnen een paar uur aan een kilo coke komen? Ik kende er de mensen niet voor en had ook zeker niet genoeg geld om een kilo te kopen. Hoewel ik geen idee had van de waarde, had ik zo’n gevoel dat mijn studentenlening lang niet genoeg was.

Jawel, dacht ik bij mezelf, ik ben mooi de lul. Op dat moment hief ik mijn hoofd en staarde recht naar een supermarkt. Een idee – dat een lage kans van slagen had, maar desondanks een van de weinige opties was – kwam in me op. Ik ging de supermarkt binnen en kwam even later weer naar buiten met een kilo poedersuiker en een plastic diepvrieszak. Na enig geklooi was het me gelukt de poedersuiker in het zakje te stoppen en binnen een halfuur stond ik weer in de fabriekshal, met knikkende beentjes.

‘Dat was snel,’ zei het oude vrouwtje met het mes nog in haar handen. ‘Te snel…’

‘Ach, ik zag dat ik er niet onderuit zou komen. Ik hoefde het alleen maar op te halen. Ik dacht even dat ik jullie te slim af zou kunnen zijn, maar ik zat fout. Hier is het.’ Ik haalde de zak achter mijn rug vandaan en zag de ogen van de oude vrouw beginnen te stralen.

‘Geef hier. Eerst de coke, dan het geld.’

‘Eerlijk oversteken,’ zei ik.

De vrouw keek bedenkelijk, maar stemde in. Ze liep naar de groep oude vrouwtjes, pakte ene koffer en kwam weer naar me toe.

‘Geen trucjes, jochie,’ zei ze, het mes op mijn borst gericht.

‘Ik zou niet durven.’ Ik was verbaasd van de zekerheid in mijn stem.

Als kleine kinderen die voetbalplaatjes ruilden, staken we over. Het oude vrouwtje inspecteerde de zak, maar leek tevreden. Ze keek naar me op.

‘Opgesodemieterd. Dat ik je gezicht hier nooit meer hoef te zien.’

‘Insgelijks. Fijn zaken met u te hebben gedaan.’ Ik draaide me om en verliet het gebouw met een veel lichter hart dan de vorige keer dat ik de fabriek verliet.

De zon scheen wederom in mijn gezicht en ik voelde me niet langer gevangen, maar opgelucht. Langzaam keerde ik terug naar het centrum van de stad.

En daar liep ik weer. Ik zocht wederom doelloos mijn weg door de smalle steegjes en over grote pleinen, waar mensen op terrassen lachten en elkaar vroegen of ze het koekje bij de koffie van de ander mochten hebben, als ze het zelf niet meer hoefden. Het handvat van de koffer brandde in mijn hand, de grijns was niet van mijn gezicht te vegen en ik leefde nog lang en gelukkig. Althans, dat is wat ik dacht. Dit verhaal is natuurlijk nog lang niet over. Maar goed, dat is voor latere zorg.

Een reactie plaatsen

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s