Die keer dat de shortlist bij me op bezoek kwam (07/05/2021)

“Nu heb ik in mijn leven natuurlijk vreemdere en onverklaarbaardere dingen meegemaakt, maar op de een of andere manier ging mijn brein hiermee niet akkoord.”

Die keer dat de shortlist bij me op bezoek kwam

Het was een rare week, lieve lezer. Of nou ja, lezer… Ja, ik ben nog aan het begin van het verhaal, of eigenlijk ben ik nog niet eens echt begonnen, dus dan kan ik het er eventjes over hebben. U bent natuurlijk helemaal geen lezer, maar een luisteraar. Ooit had de persoon, de schrijver die mij in het leven heeft geholpen bedacht dat mijn avonturen gelezen zouden worden, maar nu worden ze gehoord. Je kunt het die jongen ook niet kwalijk nemen, hij doet ook gewoon zijn best. Maar goed, als je mij dus hoort praten, dan is dat dus met de stem van iemand anders en toevallig is dat ook de stem van degene die mij laat leven. In ieder geval zal ik voortaan nooit meer lieve lezer zeggen en alleen nog maar lieve luisteraar.

Dus: het was een rare week, lieve luisteraar, en dit is – in tegenstelling tot mijn andere avonturen – een week die zich pas onlangs heeft afgespeeld. Een week geleden, om precies te zijn.

Het begon op zaterdag. Ik zat in mijn stoel bij het licht van een kaars een boek te lezen toen de deurbel ging. Even overwoog ik de persoon voor de deur het lazarus te laten krijgen – het boek begon net spannend te worden en als het avond was ben ik doorgaans niet van onverwachte bezoekers gediend – maar omdat ik ooit zelf had ondervonden wat het lazarus met je doet, besloot ik toch maar open te doen.

In de deuropening stond een vrouw. Ze had lange, ongewassen haren die als kleffe spaghettislierten langs haar wangen hingen. Haar ogen hadden iets vaags, eigenlijk alsof ze altijd overal doorheen keken.

‘Mogen we binnenkomen?’ vroeg ze. Ik keek over haar schouder, maar ze was alleen.

‘Ik weet niet eens wie u bent,’ zei ik.

‘Wij zijn Melodie,’ antwoordde ze. ‘U weet wel, uit dat boek, Wij zijn licht. Zo mooi, dat boek. Zo fijn. Toch?’

Nu heb ik in mijn leven natuurlijk vreemdere en onverklaarbaardere dingen meegemaakt, maar op de een of andere manier ging mijn brein hiermee niet akkoord. ‘Dat kan niet, u bent Melodie niet.’

‘Ach,’ zei ze en ze keek me aan alsof ze een puppy om zag vallen, ‘u denkt dat personages alleen maar in boeken leven. Wat lief. Ook een beetje naïef, maar dat zijn we allemaal weleens. Nee hoor, wij bestaan. Ook wij zijn licht. Dus, zouden we binnen mogen komen?’

Terwijl ik dit alles nog probeerde te verwerken deed ik zonder dat ik het doorhad de deur verder open en voor ik het wist was ze langs me gestoven en de woonkamer ingelopen. Toen ook ik in de woonkamer was zag ik dat ze in de stoel was gaan zitten waar ik zonet nog in vrede een boek zat te lezen. Het kreng.

‘Ga zitten,’ zei ze, ‘dan zijn we allemaal fijn en rustig en op hetzelfde niveau.’ Ze zei het alsof we met een hele groep in de kamer stonden en het gekke was dat ik nog naar haar luisterde ook. In mijn eigen huis luisterde ik naar een personage uit een boek. Ik weet dat ik oud word, maar misschien wordt het toch eens tijd dat ik aan mezelf begin te twijfelen.

‘Dus, wat vond u, meneer Jacobs?’ vroeg ze.

‘Van wat?’

‘Van het boek, natuurlijk. We zijn hier voor uw mening.’

Ik had geen idee wat ze met meningen moest en met die van mij in het bijzonder, en eigenlijk wilde ik nog verder vragen. Naar waarom ze hier nou écht was en waarom ze, van alle plekken in het land, hier was, maar mijn mond deed niet wat mijn hoofd wilde en gaf antwoord op de vraag.

‘Wel goed, geloof ik. Bijzonder. Al die perspectieven waren… ja.’

Ze knikte en staarde voor zich uit. Het bleef een hele lange tijd stil en het kaarsje dat eerst de kamer verlichtte, ging langzaam uit. Uiteindelijk besloot ik het toch maar te vragen.

‘Maar, Melodie, waarom wil je dat zo graag weten? Waarom vraag je dat aan mij?’

Ze keek me met grote ogen aan. Volgens mij was ze vergeten dat ze in een vreemd huis was en zat naast een man die ze niet kende.

‘Ah, ja… nou, weet u, we staan op de shortlist van de libris literatuurprijs. Daar staan dan zes boeken op en in een van die boeken zitten wij. Dus nu probeer ik te achterhalen wat u van ons vindt, om te zien of we een kans maken.’

‘Maar,’ begon ik, ‘ik ben maar Wim. Ik beslis toch niet wie er wint? Waarom wil je het dan van mij weten?’

‘U weet dat misschien niet, meneer Jacobs, maar eigenlijk vinden wij uw mening veel belangrijker dan die van de jury. Wij allemaal. Ook de andere boeken vinden dat. Neem dat maar van ons aan. Maar goed, dat betekent dus wel dat u een keuze moet maken, meneer Jacobs. Er moet natuurlijk wel een winnaar zijn.’

‘Oké, dus als ik het goed begrijp hechten jullie meer waarde aan mijn oordeel dan aan dat van een vakjury en moet ik gaan kiezen wie er wint?’

‘Juist.’

‘Nou, lekker dan.’

Ze bleef nog een tijdje bij mij thuis. Ik vertelde haar nog iets meer over wat ik van de roman vond, al voelde het een beetje alsof ik als stagiair tegen de baas aan het vertellen was hoe ik vond dat hij het deed. Hier en daar gaf ze me zelf nog hints en interpretaties en wees ze me op dingen die ik misschien tijdens het lezen had gemist en die mijn waardering voor de roman zouden moeten doen laten stijgen, maar om heel eerlijk te zijn ben ik nooit echt met dat soort dingen bezig. Ik pak gewoon een boek, dan vind ik het goed of niet en dan pak ik de volgende, maar nu moest ik ineens uit zes boeken de beste kiezen en waarschijnlijk wilden ze ook nog eens horen waarom ik dat dan vond. Toen ik die avond de deur achter Melodie dichtdeed slaakte ik een diepe zucht. Ik had het gevoel dat dit zomaar een lange week zou kunnen worden.

En ja, ik had gelijk. De dagen die volgden kwam er elke dag iemand langs. Op zondag was daar Kurt, de veearts uit Mijn lieve gunsteling. Het was wat ongemakkelijk, want ik had natuurlijk dat boek gelezen en dat was nogal persoonlijk. Toen hij voorzichtig vroeg wat ik ervan vond durfde hij me niet aan te kijken, maar hield hij strak zijn blik op het tapijt gericht. Nu ik erover nadenk heeft hij me die avond volgens mij geen een keer écht aangekeken. Niet dat dat ertoe doet, maar ik wilde het toch benoemen. Ik vertelde hem wat ik van de roman vond – dat ik het aangrijpend en beklemmend vond – maar volgens mij hoefde hij niet écht mijn mening te weten, want hij greep mijn oordeel aan als een reden om nog eens zijn verhaal te doen en zijn verliefdheid uit te leggen. Het was zeer oncomfortabel, vooral ook doordat ik tot vier uur in de nacht – ja echt: vier uur – een geschiedenis heb aan moeten horen die ik al eens gelezen had. Volgens mij was ik voor hem een rechter voor wie hij zijn onschuld moest bewijzen, maar daartoe voelde ik mij niet geroepen. Ik was ook maar Wim Jacobs.

Op maandag was daar Andrea. Eerst stelde zij zich voor als ‘De onbevlekte’, maar ik denk dat ze het al snel zat werd dat ik haar steeds met ‘de onbevlekte’ aansprak en dus gaf ze me uiteindelijk haar echte naam. Die wist ik natuurlijk al, want ik had dat boek gelezen, maar als je je aan mij met een naam voorstelt, dan gebruik ik die naam ook. Met mij moet je niet eigenwijs zijn. Al met al had ik wel te doen met Andrea. Misschien had ze ergens wel interesse in mijn mening – niet dat ik stond te popelen 0m die te vertellen – maar volgens mij was zij niet echt meer in het heden aanwezig en leefde zij vooral in het verleden. Dat vind ik altijd zo zielig, mensen die in het verleden leven. Misschien ben ikzelf dan ook wel zielig, maar daar denk ik liever niet over na. Alles wat ik zei nam Andrea aan als een aanzet om weer over het verleden te beginnen en eigenlijk denk ik dat ze het niet eens echt aan mij wilde vertellen, maar meer aan haarzelf, omdat ook zij er nog niet helemaal uit was wat er was gebeurd en wat dat dan met het heden deed. Ik kon haar ook niet helpen en dus liet ik haar na enige tijd weer vertrekken.

Op dinsdag stond er een man voor mijn deur die ik eigenlijk meteen al niet mocht, omdat hij succesvol was. Of tenminste, omdat hij zijn succes als masker gebruikte. Ik had De saamhorigheidsgroep natuurlijk gelezen, dus ik wist heus wel dat hij ook maar gewoon een man was die verkeerde keuzes in zijn leven had gemaakt en welbeschouwd zeer ongelukkig was, maar toch had ik moeite om iets voor hem te voelen. Die avond moest ik eerst aanhoren hoe geweldig zijn leven wel niet was, hoeveel geld hij wel niet had, hoeveel belangrijke mensen hij wel niet kenden en in hoeveel landen hij wel niet is geweest. Ja, dacht ik bij mezelf, allemaal leuk en aardig, maar jij bent ook maar gewoon je lul achterna gelopen. Hij heeft me die avond niet gevraagd wat ik vond van het boek. Of hij wilde het niet van mij weten, óf – en dat was waarschijnlijker – hij kon zich niet voorstellen dat ik, Wim Jacobs, het niet goed vond.

Woensdag was stressvol. Salomé Atabong uit Confrontaties kwam bij me langs, een donker meisje met een afro met een vader uit Kameroen en een moeder uit Nederland. U vraagt zich zeker af waarom ik het zo stressvol vond. Nou, dat komt doordat ik, als oude witte Nederlandse man, over alles wat ik zei tien keer na moest denken, waardoor ik eigenlijk liever mijn mond dicht hield. Maar ook dat was weer niet goed. Daarom hield ik het heel algemeen en zei ik dat ik het een belangrijk boek vond, met belangrijke thema’s en belangrijke personages. Vooral belangrijk dus. Waar dat belang dan precies voor was, liet ik me niet over uit. Salomé zuchtte veel en omdat ik het gevoel had dat we allebei liever op een andere plek waren dan in mijn woonkamer, liet ik haar snel weer naar huis.

Donderdag was eigenlijk de fijnste avond van allemaal. Het was namelijk de beurt aan Client E. Busken om langs te komen. En die man praat niet, dus ik hoefde alleen maar te zeggen ‘goed boek’ en toen maakte hij rechtsomkeer en ging gewoon weer lekker naar het zorgtehuis.

En dan vrijdag. De dag des oordeels. Om acht uur stipt stonden ze allemaal voor mijn deur om mijn juryrapport aan te horen. Ik liet ze binnen en mijn huis vulde zich met de personages uit de boeken en dat was nogal een gek gezicht. Zoals u weet woon ik nu alleen en mijn huis is al niet groot voor één persoon, laat staan voor zeven. Daarnaast voelde het met al die karakters uit verhalen die niets met elkaar te maken hadden een beetje als een film waarin alle prinsessen uit alle Disneyfilms samen waren gekomen. Ze keken elkaar wantrouwig aan en een enkeling deed nog een laatste poging om me op andere gedachten te brengen, maar toen viel het eindelijk stil.

‘En?’ vroeg Melodie. ‘Wat is uw oordeel?’

Iedereen keek me bijna watertandend aan. Ik had lang zitten peinzen, maar ik wist wat ik ging zeggen.

‘Mijn oordeel,’ begon ik en ik wachtte eventjes om de ogen te zien fonkelen, ‘mijn oordeel is… onbelangrijk. Ik heb gekocht, ik heb gelezen, ik heb genoten. Dat is mijn uitspraak en daar moet u het mee doen. Bedankt en tot de volgende keer.’

Als een groep supporters na het verliezen van de bekerfinale dropen ze vervolgens allemaal teleurgesteld en mopperend af, maar dat kon me geen flikker schelen. Ik had weer rust en kon eindelijk weer verder met lezen.

Een reactie plaatsen

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s