De lege kamer (15/12/2020)

“Ik ben bang dat ik te veel naar de buitenwereld ga verlangen als ik te dichtbij kom, dat de waanzin mijn brein overneemt en ik uiteindelijk misschien wel uit het raam spring, in de veronderstelling dat ik mijn vrijheid tegemoet vlieg.”

De lege kamer

Ze hebben me nu dus hier opgesloten. Ik heb een paar keer op de deur geslagen en aan de klink gerammeld, maar sinds het slot erop is gegaan heb ik geen mens gezien. Zelfs wanneer ze me mijn eten door het luikje in de deur aangeven en ik ze smekend aanspreek krijg ik geen gehoor. Het enige wat ik dus heden ten dagen nog van andere mensen zie zijn hun armen, verder niets.

Ik denk ook niet dat dat nog gaat veranderen. Nog nooit heb ik gehoord dat ze mensen met mijn conditie vrij hebben gelaten, volgens mij willen ze de ziekte compleet uitroeien. Mijn dagen in de maatschappij, waarin ik onder de mensen ben, zijn dus waarschijnlijk geteld en ik weet nog niet zo goed hoe ik me daarbij voel. Ik weet niet wat ik moet met die informatie. Eerst moet ik achter de waarde van mijn bestaan komen, ik moet uitvinden of ik het waard vind om de rest van mijn dagen uit te zitten in een kamer als deze. Waarschijnlijk zal ik daar de komende weken achter komen. Mocht ik de waarde niet hoog genoeg achten, dan vind ik vast wel een manier om er een einde aan te maken.

Het is natuurlijk compleet gerechtvaardigd dat ze me hier achter slot en grendel hebben gezet. Iemand als ik, iemand met mijn ziekte functioneert nu eenmaal niet meer in de samenleving. De aandoening brengt alleen maar het systeem in de war, het schopt tegen de pilaren waarop alles is gebouwd en dat moeten we niet hebben. Verliefdheid maakt uiteindelijk in het grote plaatje meer kapot dan het goed doet. Relaties zijn immers verboden. De overheid zorgt voor nieuwe baby’s en er zijn genoeg middelen beschikbaar voor genot, om onze biologische lichamen tevreden te houden.

Vraag me niet hoe of waarom, maar toch sloop het stiekem naar binnen. Elke dag kwam ik onderweg naar mijn werk in de koffietent dezelfde vrouw tegen en ik betrapte mezelf er steeds vaker op dat ik terloops aan haar dacht. Na een maand of drie besloot ik haar aan te spreken en aan het eind van het gesprek vroeg ik haar mee uit eten. U zult daar waarschijnlijk net zo gechoqueerd op reageren als die vrouw deed. Toen de politie een dag later voor mijn deur stond bleek dat ze aangifte had gedaan. Op het bureau kon ik niet anders dan mijn verliefdheid bekennen en dus, na een kort en efficiënt proces en na nog even afscheid te hebben genomen van mijn familie en vrienden die me aankeken alsof ik op de elektrische stoel zat, werd ik opgesloten in de kamer waar ik nu zit.

Hoewel het natuurlijk technisch gezien niet zo is, voelt de kamer heel leeg. Misschien komt dat doordat hij perfect vierkant is en het hierdoor bijna is alsof ik in een enorme kartonnen doos zit. Misschien komt het doordat er geen dingen zijn waar ik écht iets aan heb, waarmee ik mijn dag door kan komen. Of misschien komt het doordat ik het enige mens ben.

Er is een bed, althans: een matras en een deken, en er is een toilet met een klein wastafeltje, waar net niet genoeg ruimte is voor mijn tandenborstel en tandpasta, waardoor een van de twee er bij elke kleine trilling vanaf dondert. Tot zover de praktische objecten die nodig zijn om mijn lichaam draaiende te houden. Verder is de muur gedecoreerd met erop geverfde, onbegrijpelijke woorden. Ik weet niet of ze op het bureau daadwerkelijk denken dat dit kunst is, of dat dit hun idee van humor is. Dat ze aan de andere kant van de muren staan te lachen en afwachten tot ik mijn verstand verlies en me als een gek vastklamp aan geverfde brabbeltaal, waar mijn tegen die tijd vervormde geest uiteraard een web van betekenissen en complottheorieën in zal weten te vinden.

Aan de muur hangt een klok, maar er staan geen cijfers op en daarnaast denk ik dat hij niet meer goed functioneert, want hij loopt niet gelijk met de op- en ondergaande zon. Als de zon op komt staan de wijzers de ene dag op de plekken die half negen aan zouden moeten wijzen en de volgende dag staan ze op kwart over vijf. Het enige waar de klok dus goed voor is, is het wegtikken van de tijd, al is het dan waarschijnlijk niet eens in secondelengtes die ik gewend ben, en gaat de tijd dus langzamer of sneller dan hij daadwerkelijk gaat.

Tot slot is er nog mijn meest gewaardeerde kleine beetje vrijheid: het raam waardoor ik naar buiten kan staren. Ik zie er de bomen zwaaien in de wind, kinderen trappen tegen een bal om hem vervolgens onder een auto vandaan te halen en in de wolken zie ik figuurtjes voorbij zweven die me allemaal even gedag komen zeggen. Misschien zit in dát raam wel de waarde van mijn bestaan.

Tot vandaag heb ik altijd vanaf ergens in het midden van de kamer door het raam gekeken. Ik ben bang dat ik te veel naar de buitenwereld ga verlangen als ik te dichtbij kom, dat de waanzin mijn brein overneemt en ik uiteindelijk misschien wel uit het raam spring, in de veronderstelling dat ik mijn vrijheid tegemoet vlieg.

Toch wil ik proeven. Ik wil weten hoe het voelt om met mijn neus tegen het glas gedrukt te staan, opdat ik de lege kamer waarin mijn lichaam zich bevindt vergeet. Voor het maximale effect doe ik mijn ogen dicht, tast naar het glas en druk mijn neus ertegenaan. Langzaam open ik mijn ogen, en… waar is de wereld heen? In tegenstelling tot de haarscherpe wereld die ik had verwacht is alles vaag en in gefragmenteerde vierkantjes opgedeeld. Pixels, zie ik nu. Dat kan er ook nog wel bij. Misschien dat mijn reactie heftiger had moeten zijn, dat ik uit mijn dak had moeten gaan en al schreeuwend mijn haar uit mijn hoofd had moeten trekken, maar ik slaak enkel een diepe zucht.

Hier zit ik dan, in een lege kamer met onbegrijpelijke woorden, een klok die al dan niet de juiste tijd aangeeft en zich misschien wel en misschien niet houdt aan de wetten van de tijd zoals ik die ken, en een raam dat geen raam blijkt te zijn, maar een beeldscherm waarop een niet-bestaande buitenwereld wordt geschetst.

Wat is er dan nog over? Het duurt even voor ik op het antwoord kom, hoewel het in principe vrij voor de hand lag. Ik ben er nog. Bloed pompt door mijn aderen, ik beweeg, mijn stem vult de kamer, kaatst af tegen de muren en komt weer bij me terug.

Ja, dat is alles. Als je goed luistert kun je me horen praten. Ik ben er nog.

Een reactie plaatsen

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s