“Hij had lang geleden al de moed opgegeven; deze klas kon hij niets leren. De losse kop van een kip is niet meer aan het lichaam vast te naaien.”
Nexit
Kleine Mark kwam het schoolplein op gestrompeld. Zijn kraag irriteerde hem: zijn moeder had zijn dasje veel te strak om zijn nek gedaan. Hij schoof zijn ronde brilletje nog wat steviger op zijn neus, trok zijn veel te grote rugtas op zijn schouders en stapte door. Vandaag zou kleine Mark eens laten zien wie hij was! Er hing nog een hard geworden snottebelletje aan zijn neus, maar dat had hij niet door.
Voor hij de klas binnenliep, bleef hij staan. Hij moest op zijn tenen staan om door het raam naar binnen te kunnen kijken. Iedereen was er al. De meester zat achter zijn bureau; hij was dik, had zijn voeten op de tafel gelegd en blies de rook van een sigaar de klas in. Zijn aandacht was gericht op de krant. Hij had lang geleden al de moed opgegeven; deze klas kon hij niets leren. De losse kop van een kip is niet meer aan het lichaam vast te naaien.
Anarchie had de klas geen goed gedaan. Langzaam waren er groepjes gevormd. Achterin zaten twee vadsige bullebakken hun hard geworden snottebellen naar elkaar te gooien. De ene was blond met een nogal oranjekleurige huid en had iets weg van Dirk Duffeling, van Harry Potter. Het andere propje was Aziatisch. Ze zeiden nooit iets tegen elkaar. Dat was ook niet nodig: als ze elkaar dwars konden zitten, was dat al genoeg.
Voorin zat de ‘populaire’ groep met elkaar te praten, de kinderen gedroegen zich alsof ze koningen waren. Kleine Mark hoorde hier eigenlijk ook bij, al had hij geen idee hoe hij bij deze groep paste. Zo had je Française, een lang blond meisje dat elke dag een spiegel meebracht die ze niet uit het oog verloor. Af en toe keek ze eens op. Wanneer een jongen interesse in haar toonde glimlachte ze, knipoogde soms zelfs, maar altijd keerde ze weer terug naar haar spiegel.
Op de tafel zat een mollig meisje (eigenlijk was bijna de hele klas dik, behalve Française, Vladimir en Kleine Mark), dat trots om zich heen keek. Zij was toch wel één van de populairste van de groep, ondanks dat er onder haar neus een klein snorretje groeide dat ze maar niet weg kreeg gewaxt. De anderen zagen het snorretje nog wel zitten, maar vonden het zielig dat ze er zo’n moeite mee had en deden alsof ze blind waren.
Niemand snapte waarom Vladimir bij de groep hoorde, maar op de een of andere manier lukte het niet om hem erbuiten te houden. Hij had altijd een gemene grijns op zijn gezicht, was de snitch van de klas en wist van iedereen wel iets beschamends waarmee hij ze neer kon halen. Daarom was iedereen bevriend met hem.
Aan de rand van de groep zat de opmerkelijkste persoon, een Siamese tweeling. Het gekke was dat het ene hoofd bij de groep wilde horen, terwijl het andere hoofd altijd de andere kant op zat gedraaid. Dat was het hoofd dat kleine Mark door het raam zag kijken. Het gebaarde dat hij binnen moest komen.
Met trillende benen kwam hij het lokaal binnen en ging voor de groep staan. Hij kuchte, maar niemand keek om.
‘Jongens?’ zei hij, maar niemand leek hem te horen.
‘Jongens!’ piepte hij. Nu draaiden enkele hoofden zich naar hem om. Kleine Mark voelde zijn hart pompen, de woorden en zinnen schoten door zijn hoofd, te snel om ze te grijpen. ‘Ik wilde even wat zeggen. Ik… ik ben er klaar mee, ik stap eruit!’
Zijn klasgenoten staarden hem achteloos aan. Even was het stil, maar na enkele seconden draaiden de hoofden weer terug naar hun gesprekken en was het net alsof er niks gebeurd was. Kleine Mark drukte de bril, die scheef op zijn neus was komen te zitten, weer terug op zijn plek, strompelde naar een lege tafel ergens in een hoekje van de klas en rechtte zijn stropdas. Niemand zag dat hij zachtjes snikte.