Hou me vast (29/05/2020)

“Het is even stil. ‘Ik kan niet tegen water,’ zegt ze dan, ondanks dat ik ‘zeilen’ had aangeklikt bij haar interesses.”

Hou me vast

Ik had nooit gedacht dat mijn perfecte vrouw in een doos voor mijn deur zou worden afgeleverd. Nog geen twee weken geleden heb ik haar op een Chinese site tot op de sproet ontworpen. Alles kon ik naar wens aan haar aanpassen, ook de grootte van haar borsten. Terwijl ik daarmee experimenteerde verscheen er aan de zijkant van het scherm een tekstwolk: Wist u dat onze robots ook te gebruiken zijn als minnares? Ik heb de borsten toen maar verder zo gelaten, ondanks dat ze misschien net iets te groot waren.

Ik sleep de doos naar binnen, zet hem in het midden van de kamer en neem zelf plaats op de bank. Minutenlang staar ik naar het karton. Hoe langer ik blijf zitten, des te meer ik het gevoel krijg dat de doos besmet is met een virus, of dat er elk moment tien gremlins uit zouden kunnen kruipen. Het is als de brief die je op de deurmat laat liggen omdat je weet dat het je ontslagbrief is, zodat je nog even in de overtuiging kunt leven dat je nog een baan hebt.

Uiteindelijk komt dan toch het moment waarop ik de doos open, alles voorzichtig op de vloer leg en begin met bouwen. Ik heb weinig aan de gebruiksaanwijzing. Het is alsof ik een meubel van de Ikea in elkaar aan het zetten ben, maar in plaats van planken en schroeven zijn het benen, armen, gewrichten en tientallen in elkaar verstrikt geraakte draadjes.

De grote ledematen zijn gelukkig reeds voorgekauwd. Het hoofd is precies zoals ik me had voorgesteld: blond haar, blauwe ogen, een paar onschuldige sproetjes op haar wangen en een deukje op het puntje van haar neus. Het vastmaken van haar benen en voeten aan haar lichaam bewaar ik voor het laatst, zodat ik zo min mogelijk hoef te blozen.

Na drie moeizame uren is ze eindelijk af. Ze ligt op de grond en ik wil haar het liefst gelijk aanzetten, om tegen haar te praten, haar misschien zelfs kort aan te raken, maar eerst moet ze opladen. Mijn geduld voor de liefde wordt weer eens flink op de proef gesteld.

*

Voordat ik haar aanzet haal ik Eva’s portret van de muur, draai het om en hang het weer terug. Wellicht zou haar de gelijkenis zijn opgevallen. Misschien dat ze vragen zou zijn gaan stellen.

Haar ogen schieten open. Ik zet verschrikt een paar stappen achteruit, struikel bijna over de kartonnen doos. Ze draait haar hoofd mijn kant op.

‘Hallo. Het is een prachtige dag.’

Ik werp een blik naar buiten; regendruppels spatten uit elkaar op de straat.

‘Wilt u mij een naam geven?’ vraagt ze. Haar stem klinkt blikkerig.

‘Zeg maar je.’

Even denkt ze na. ‘Weet u zeker dat u mij Zegmaarje wilt noemen?’

Ik zucht. ‘Nee.’

Een naam. Ik heb er nog niet over nagedacht en kan ook nu niks verzinnen. Alle namen die in mijn hoofd naar voren komen zijn niet goed genoeg, te simpel. Ik sta ervan versteld hoeveel waarde ik hecht aan de benaming van een robot. Alsof de naam de doorslaggevende factor is in haar kans van slagen. Iemand heeft me ooit gezegd dat je huisdieren nooit een naam moet geven, omdat het dan alleen maar lastiger wordt om er afscheid van te nemen.

‘Eva. Je naam is Eva.’

Wederom is ze even stil. Je kunt de radars in haar hoofd horen draaien, maar ik probeer er niet naar te luisteren.

‘Weet u zeker dat u mij Eva wilt noemen?’

Het voelt alsof ik tegen een Windows-computer sta te praten en nee, natuurlijk weet ik het niet zeker.

‘Ja,’ zeg ik.

*

Vroeger ging ik altijd zeilen. Eerst met mijn vader en later, toen hij er niet meer was, met Eva. Mijn vader zorgde voor het eten en drinken, ik voor de films en spelletjes. Vrijdag na school voeren we dan de oude haven uit en laat op zondag kwamen we weer terug. Vaak dobberden we op stille wateren, waar niemand te bekennen was. Alleen mijn vader en ik en de miljoenen vissen onder het wateroppervlak. Het leerde me hoe alleen je met z’n tweeën kunt zijn. Toen mijn vader overleed heb ik het enkele malen alleen geprobeerd, maar het bleek al snel dat alleen zijn leuker is met z’n tweeën.

De boot is nu al een tijd niet meer in gebruik, maar hij ligt nog steeds in de haven. Ik ben ’s ochtends vroeg mijn bed uitgegaan, heb Eva voor de verandering niet aangezet en ben naar de oude have gereden.

Het duurt de hele ochtend om de boot gereed te maken. Ik wil Eva verrassen. Op de terugweg rij ik overal boven de snelheidslimiet. Eenmaal thuis aangekomen ren ik de trap op, doe de deur naar mijn slaapkamer open. Eva ligt nog te slapen.

‘Eva,’ zeg ik.

Ze beweegt niet.

‘Eva, wakker worden.’

Ik loop naar de rand van het bed. Ah, natuurlijk, haar lampje brandt niet. Klik, aan.

‘Eva?’

‘Goedemorgen, het is een prachtige dag.

‘Zeg dat wel.’

‘Kan ik iets voor u doen?’

‘Ik heb de zeilboot klaargemaakt. We gaan een dagje zeilen.’

Het is even stil. ‘Ik kan niet tegen water,’ zegt ze dan, ondanks dat ik ‘zeilen’ had aangeklikt bij haar interesses.

*

Ik ontmoette haar op een zolder bij een vriend thuis. We hadden geblowd en lagen enkele meters bij elkaar vandaan op onze ruggen, het plafond betastend met onze ogen.

Giechelend rolde ze naar me toe en kwam tot stilstand op haar zij, haar hoofd gericht op mij.

‘Hoi, ik ben Eva,’ zei ze.

Ik was dan misschien stoned, maar dat wil niet zeggen dat ik niet zag dat ze mooi was. Ze had blond haar, blauwe ogen, een paar onschuldige sproetjes op haar wangen en een deukje op het puntje van haar neus. Misschien door haar of misschien door de wiet was ik vergeten hoe ik mezelf moest voorstellen.

‘Hoi, Eva.’

‘En jij heet?”

‘Ja.’

‘Wat?’

‘Ik heb het ook heet.’

Ze schoot in de lach. ‘Nee, gek. Je naam.’

Ik moest even nadenken. ‘Bart.’

‘Jammer dat je geen Adam heet.’

‘Dan waren we perfect geweest.’

Ze draaide zich op haar rug. ‘Bart, wat zie jij als je naar het plafond kijkt?’

‘Een zeilboot. Op zee.’

‘Dat lijkt me prachtig,’ zei ze. ‘In je eentje stoeien met het water. Man versus natuur.’

‘Ik ga eigenlijk nooit alleen. Vroeger ging ik met mijn vader, maar nu hij er niet meer is ga ik liever niet.’

‘Waarom ga je niet alleen?’

‘De zee is intimiderend in mijn eentje. Alleen zijn gaat beter met z’n tweeën.’

‘Heb je de boot nog?’

Ik knikte.

‘Mag ik eens mee?’ vroeg ze. Ik keek naar haar en zag dat ze het meende.

Als ik nu terugdenk aan die eerste periode dat we samen waren is het allemaal wat wazig, maar ik weet nog wel dat het precies zes tripjes met de boot duurde voordat ze een keer bij me thuis kwam. Ze had een portret van zichzelf meegenomen.

‘Hier,’ had ze gezegd. ‘Nu kun je me altijd vasthouden, ook als ik er even niet ben.’

*

We zitten in stilte, zij aan zij op de bank.

‘Wil je wat drinken?’ vraag ik.

‘Ik heb geen drinken nodig, ik loop op elektriciteit. Dat is een van mijn voordelen.’

‘Kan ik iets anders voor je doen?’

‘Ik ben er om u te dienen, niet andersom.’

Er loopt een koude rilling over mijn rug. Dienen. Alsof ze mijn slaaf is. Ik wilde allesbehalve een slaaf toen ik haar bestelde. Ik wilde een vrouw, een perfecte vrouw. Ik wil haar kunnen strelen, voorzichtig haar knie aanraken en misschien, als ik écht durf, haar een kusje geven in haar nek.

Ik leg een arm om haar schouder. Ze verroert zich niet, blijft in de leegte staren.

‘Wat doet u?’

‘Ik hou je vast.’

‘Ik snap niet wat u bedoelt.’

Natuurlijk, ze snapt niet wat ik bedoel. Zo moeilijk is het toch niet, Eva? Of heb ik je gevoelssensors niet aangezet?

Ik sluit mijn ogen. ‘Hou me vast, Eva. Laat me nooit meer los.

*

‘Ik ga bij je weg,’ zei ze op een dag. Ze schoof de ring van haar vinger en legde hem op de eettafel.

‘Hoe bedoel je?’

‘Gewoon.’

‘Hoezo gewoon?’

‘Gewoon. Ik hou niet zoveel van zeilen als jij zou willen.’

Bij haar vertrek had ze uiteindelijk alleen haar portret aan de muur laten hangen. Ik durfde niet te raden of ze dat expres had gedaan.

*

Eva zit tegenover me aan de eettafel. Ze kijkt afwachtend naar me terwijl ik zit te eten. Ik begin ervan te zweten, krijg geen hap meer door mijn keel.

Mijn blik dwaalt af naar het omgekeerde portret.

‘Waar kijkt u naar?’

‘Mijn laatste beetje liefde, maar dat snap jij toch niet.’

‘Ik snap niet wat u bedoelt.’

‘Dat bedoel ik.’

Ik sluit mijn ogen. Misschien dat ze dan niet ziet dat ik huil.

‘Ik hou van je, Eva,’ zeg ik, al weet ik niet precies tegen wie.

‘Ik snap niet wat u bedoelt.’

Ik sta op, pak het portret van de muur en klem het tegen mijn borst, niet van plan het ooit nog los te laten.

*

Het is stil op zee. De golven klotsen zachtjes tegen de kant van de boot. Hier en daar vliegt een meeuw en af en toe springt er uit het niets een vis op uit het water. Het land is uit het zicht verdwenen. Het enige dat ik zie is de zon die schittert op het wateroppervlak. Er is geen wolkje aan de lucht en sinds lange tijd heerst er rust in mijn hoofd.

Tegenover me zit Eva. Op haar gezicht hangt een vage grijns en ik merk dat ik het niet kan helpen zelf ook een klein beetje te lachen.

Een reactie plaatsen

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s